Facebook Twitter Instagram

Stichting Erfgoed Nederlandse Biercultuur

De Amsterdamse ijsbreker

Omdat het water van de Amsterdamse grachten te vies was om te brouwen, beschikten de bierbrouwerijen over waterschuiten waarmee ze schoon water haalden uit de Vecht. Bij strenge vorst gaf dat problemen. In 1651 besloten de brouwerijen gezamenlijk tot het aanschaffen van een ijsbreker. Tot 1805 bleef deze ijsbreker eigendom van de brouwers, daarna was het vaartuig tot 1860 eigendom van de stad Amsterdam. Inmiddels beschikte de stad over een nieuw duinwaterleidingnet.

Vanaf het begin trok het curieuze vaartuig grote belangstelling. De bekende herberg en tapperij Lokhorst, net buiten de Weesperpoort aan de Amstel gelegen, werd in 1702 zelfs genoemd naar De Ysbreeker. In 1885 werd een nieuw pand gebouwd, toen de Weesperzijde deel uit ging maken van de oostelijke uitbreiding van Amsterdam, maar als uitspanning bleef de Ysbreeker bestaan.

Historie
De Ysbreeker was een opvallend vaartuig met een brede, met ijzer versterkte voorsteven, getrokken door meerdere paarden en bemand door een kapitein en 'ijsbrekergasten'. Daarnaast waren er 'jagers' en 'troslopers' voor het jagen der paarden en het obstakelvrij houden van de jaaglijnen. In het door de IJsbreeker getrokken 'slop' volgden de waterschuiten van de brouwers, maar ook van particuliere waterhandelaars. Ook deze werden getrokken door paarden. Per waterschuit moest een vergoeding worden betaald.

Over de Ysbreeker is een prachtig artikel geschreven door H. van Eeghen in het jaarboek Amstelodamum van 1954. Het biedt een spectaculaire blik op de problemen waarmee de inwoners van destijds werden geconfronteerd als het een beetje ging vriezen en de enorme inspanningen die de brouwerijen moesten verrichten om hun productie op peil te houden.
In de zomer werd de IJsbreker gerepareerd en lag hij onder een boog van de stenen Amstelbrug bij de Hoge Sluis. In het algemeen kwam de ijsbreker in actie als de trekschuit naar Weesp - die voor herberg Lokhorst/later de Ysbreeker vertrok - niet meer kon varen. Hoe dikker het ijs, hoe meer paarden en hoe meer mankracht er nodig waren om 'het slop' te trekken. In principe werd er niet meer gevaren als er meer dan twintig paarden nodig waren, maar als de nood hoog was hield men zich daar nauwelijks aan. Het stadsbestuur was er alles aan gelegen dat de wateraanvoer op gang bleef, niet alleen voor de brouwers, maar ook voor de dagelijkse waterbehoefte van de bewoners.

 

4.3.1. Ysbreeker op Amstel 1730
Ysbreeker op de Amstel (1730)

Uit de verslagen van die tijd kunnen we ons een voorstelling maken hoe spectaculair het was om de Ysbreeker in actie te zien. Maar op 12 februari 1776 lukte het zelfs met 60 paarden niet om een slop te trekken. Op 8 maart 1777 werden er voor de IJsbreeker en de waterschuiten in totaal 122 paarden ingezet. Op 16 januari 1784 besloten de brouwers de ijsbreker zonder waterschuiten te laten varen, omdat er maar 82 paarden beschikbaar waren. Voor een waterschuit waren normaal 2 tot 6 paarden nodig, maar in 1755 waren er ook wel eens twaalf per schuit ingezet. Doorgaans voeren er in het slop van de IJsbreker zo'n 6 tot 10 brouwersschuiten en 15-20 gewone waterschuiten mee.

Het is duidelijk dat een strenge vorst de brouwers op hoge kosten joeg. Maar ook de gewone burger moest de hoofdprijs betalen. Volgens van Eeghen was het voor het armere deel der bevolking in de winter vaak moeilijker om aan vers water te komen dan aan brandstof.

Als het ijs zo dik was dat zelfs de IJsbreeker niet uit kon varen dan werd het ijs met de hand opengebijt en gezaagd. Dat deden de brouwers sowieso al in de grachten van de binnenstad, maar er zijn jaren geweest dat ook het hele traject van Amsterdam tot voorbij Weesp met de hand is opengezaagd. Zo'n werk werd uitbesteed aan aannemers en bracht uiteraard hoge kosten met zich mee.

De heroïek van de IJsbreker is mooi beschreven door I.H. van Eeghen, Eeghen in: Amstelodamum 46, p. 60-75. Amsterdam 1954.

Gepost in Bierverhalen

Tags: Tijdvak Bier in verval (1650-1835), Ingrediënten, Regionaal

-- Adverteerders --

© 2017-2023 Stichting Erfgoed Nederlandse Biercultuur