De stoombierbrouwerij
In 1841 werd brouwerij Het Hert in Haarlem uitgerust met een stoommachine. Ook Jacobus van Roessel van De Posthoorn in Tilburg beschikte destijds over stoomkracht in zijn brouwerij. Zij waren daarmee hun tijd ver vooruit. Het zou nog jaren duren voordat de stoombierbrouwerij een begrip werd.
De stoommachine van Het Hert, vervaardigd door metaalbedrijf en machinefabriek D.A. Schretlen uit Leiden, had een vermogen van twee paardenkrachten en werd gebruikt voor het aandrijven van de moutmolen en de pompen. Voordien kwam die aandrijving van een rosmolen, waarin een paard zijn dagelijkse rondjes liep. Naar verluidt was de investering rendabel omdat de kosten van steenkool voor het aandrijven van de stoommachine lager waren dan die van het paardenvoer.
Stoombrouwerij De Boog in Utrecht produceerde uitsluitend bovengistende bieren
Hoewel Het Hert en De Posthoorn de eerste bierbrouwerijen waren met een stoommachine, waren zij niet de eerste die de term ‘stoombierbrouwerij’ gebruikten. Dat was Bernard Perk van De Drie Kruisen uit Den Haag, toen die in 1857 zijn nooit uitgevoerde plan presenteerde om in den omtrek dier stad eene Beijersche stoombierbrouwerij op te rigten, waartoe een kapitaal van f 250.000 in aandeelen moet worden bijeen gebragt. In hetzelfde jaar leverde Jan Jacob Havelaar van De Posthoorn uit Rotterdam het eerste Beijersche bier uit zijn ‘Stoom-Bierbrouwerij’. Binnen korte tijd gingen ook andere brouwerijen zich afficheren als stoombierbrouwerij, waaronder De Haan & Sleutels in Amsterdam, Artevelde in Hoogkerk en De Kroon in Arnhem. De meeste waren niet volledig ingericht op de productie van ondergistende Beijersche bieren, maar de associatie met stoomkracht versterkte hun imago van een modern bedrijf waar modern bier werd gebrouwen. Overigens waren de brouwerijen niet de enige bedrijven die zich zo op hun moderniteit voorstonden. Er waren ook stoombakkerijen, stoomververijen en stoomwasserijen.
De stoommachine was essentieel voor de industrialisatie van het brouwwezen. Er konden weer andere machines mee aangedreven worden, voor verwarming en de voor het ondergistende bier zo belangrijke koeling. Vermoedelijk was Wilhelm Feltmann van De Hooiberg de eerste brouwer die in 1873 een ijsmachine in gebruik nam. De aanschaf van deze machines en het inhuren van gespecialiseerd personeel, waaronder stokers en machinisten, vergden grote investeringen die alleen terugverdiend konden worden met een grote productie en afzet.
En hoe verging het Het Hert? In 1887 maakte de firma H. Lans & zoon per advertentie bekend: Hunne sedert 1823 bestaande Brouwerij ‘Het Hert’ te Haarlem, is onlangs belangrijk vergroot en naar de allernieuwste methode ingericht tot het fabriceeren van Münchener, Beiersch, Lager & Pilsener Bier. Vanaf die tijd ging zij ook verder als Stoombierbrouwerij Het Hert.
In het eerste kwart van de twintigste eeuw werden de stoommachines vervangen door machines op elektriciteit. Opvallend was dat de term weer terugkwam bij de oprichting van de Arcense Stoombierbrouwerij in 1981. Ook andere moderne brouwerijen noemden zich stoombierbrouwerij zoals de Utrechtse Stoombierbrouwerij Oudaen en Stoombierbrouwerij De Pimpelier in Budel-Schoot. Bij hen wordt de stoom echter niet gebruikt voor aandrijving. Zij verwarmen er hun brouwketels mee.
Tijdvakken: Oerbier (–900) Gruitbier (900–1300) Hoppenbier (1300–1550) Het vrije bier (1550–1650) Bier in verval (1650–1835) Beijersch bier (1835–1980) Verscheidenheid in bier (1980–) |
![]() |