Bier is ingewikkeld
1 oktober 2024 - Tim Castricum.
Op zoek naar een aansprekend onderwerp voor mijn eerste column bleek steeds weer dat wat mij het meest bezighoudt in het bierspectrum de algemene onwetendheid van de consument is. Er is vaker geschreven dat in het afgelopen decennium verschillende kleine brouwerijen het belang niet hebben ingezien van het educeren van de consument.
Misschien was het omdat de noodzaak er niet was. In het meest romantische beeld dat ik kan schetsen verdrongen de grote schare fans zich om de nieuwste bieren van ‘die’ brouwerij te kunnen bemachtigen. Veel nieuwe brouwerijen bestaan bij gratie van de nabije omgeving die lokaal initiatief bejubelden, faciliteerden of zelfs subsidieerden. Een brouwer is niet per sé een ondernemer. Brouwen komt op de eerste plaats en de rest is ver-van-mijn-bed. Dan lijkt de noodzaak om andere bierdrinkers te overtuigen om jouw bier te drinken en ze er iets over te leren heel ver weg.
De consument werd zo’n tien jaar geleden overvoedt met namen, bierstijlen en dat zonder veel notie bij de consument van wat bier nou daadwerkelijk is. Een paar ingrediënten kan men nog wel noemen, maar dat er meer bierstijlen zijn dan pils, stuit al op enig ongemak. Die onwetendheid is een erfenis uit het vacuüm tijdens het postbellum. Er waren nog maar 93 brouwerij over (van de 468 rond de eeuwwisseling), het bier was slap en van matige kwaliteit, niet breed beschikbaar en voor de Tweede Wereldoorlog al succesvol bestreden door rechtlijnige christenen, socialisten en andere drankbestrijders als De Blauwe Knoop. In 1949 lanceerde het Centraal Brouwerij Kantoor de succesvolle campagne ‘Het bier is weer best’. Het Voorlichtingsbureau voor Voeding schreef in haar kookboeken adviezen voor het bewaren en serveren van bier. De bierconsumptie steeg, brouwerijen groeiden al bleef het aantal dalen tot 22 in 1983. De grote Nederlandse brouwerijen bouwden voort op de campagne met hun eigen geoliede marketingmachines. Zo kon het gebeuren dat generaties opgroeien in een land waar de maatstaf voor wat bier is, is bepaald door de grote brouwerijen. Dat bier in spreektaal synoniem is geworden voor pils, of erger nog: Biertje. Dat al het andere bier als speciaalbier wordt bestempeld. Een term die de spellingscontrole van tekstverwerkers niet herkent, wat zou de consument daar dan van maken? Imago is alles, maar dat is voer voor een andere column. Toch vaart de verkoper van bier (lees: speciaalbier) wel bij de term speciaalbier want zonder de term is het sowieso niet duidelijk dat het om bier gaat dat niet is gebrouwen door De Grote Acht. Door de term te gebruiken onderscheid je je als brouwerij in ieder geval van het macropils. Probeer die status quo maar te doorbreken als kleine brouwerij. De gemiddelde kastelein (ze zijn zeldzaam, koester ze) vertelt misschien het verhaal dat van de brouwerij is geleerd, maar soms met net zoveel onjuistheden omdat dat de biermythes de gaten in de kennis weten te dichten. Ongeïnteresseerd als ik sommige werknemers in de gastronomie ontmoet, weet men vaak niets te vertellen over de bieren die ze verkopen. Daar lijkt een kleine brouwerij niet tegenop te kunnen boksen: “Ja, we hebben [één van De Grote Acht], een ipa-biertje, een donker biertje en ook iets met hop. Van wie? Geen idee. Bier is best ingewikkeld.”