Het huis van de brouwer
1 april 2024 - Marco Daane.
Zum Himmel jauchzend und zum Tode betrübt. Kent u die uitdrukking, dames en heren? Of, in goed Nederlands: van de hemel in de hel geraken, van de wal in de sloot, geluk en verdriet die hand in hand gaan? Zoiets ervoer ik zaterdag 2 maart. Het begon in de Jopenkerk in Haarlem, waar de fondsenwervende actie ‘Beer Geeks beat ALS’ met een enorme knal(ler) zijn orgelpunt beleefde. Een middag met vrolijke en betrokken mensen, door brouwers gratis ter beschikking gestelde gastbieren en dito veilingitems leidde uiteindelijk tot een eindbedrag voor onderzoek naar de dodelijke ziekte ALS van meer dan 87.000 euri. De sfeer zat er enorm in, wat in dit geval natuurlijk ook enigszins dubbel aanvoelt. Het gaat immers om een gevecht tegen een kreng. Maar je kunt beter vol goede moed strijden dan met de droefenis voortdurend voor ogen, en dat is de bierwereld wel toevertrouwd.
Op ging het daarna naar Amsterdam, waar aan de Karperweg een ander dubbelzinnig feestje gaande was. In en rond de lokalen van Butcher’s Tears werd namelijk ‘gevierd’ dat deze brouwerij... daar weggaat. Weg móét. Het gebied rond de aanpalende Havenstraat en het in onbruik geraakte spoorwegemplacement aldaar gaat op de schop ten bate van de nieuwe heilige graal van de samenleving, woningbouw. Daarbij laat het gemeentebestuur zich niet veel aan een relatief kleine brouwerij liggen. (Ook elders moeten economische activiteiten voor huizen gaan wijken, heb ik inmiddels gemerkt. Nog even en we wonen allemaal, maar niemand werkt meer.)
Gevel van Butcher's Tears op het eind van de doodlopende Karperweg (© Marco Daane)
De gepassioneerde mensen achter Butcher’s Tears zijn niet zo van de-dingen-aan-de-grote-klok-hangen. Op Facebook verschenen wat intrigerende beelden, ontsproten aan het kunstzinnige brein van mede-initiatiefneemster Felicia von Zweigbergk, die bijna verstild het einde op die 2e maart bleken aan te kondigen. En op die laatste dag was bovenaan op de website te lezen dat Butcher’s Tears ’s middags en ’s avonds een ‘closing party’ organiseerde. We moeten weg, maar gaan feestend naar het einde. Dat ging dan wel op zijn Butcher’s Tears: ingetogen, met buiten het proeflokaal aan de picknicktafels veel aardige mensen uit de buurt (die dit enorm gaan missen en dat ook kenbaar kwamen maken, jong en oud), niet te luide achtergrondmuziek gedraaid door brouwer Arkan zelf en een eenvoudig dankwoord van eigenaar Herbert Nelissen, onthaald op toejuichingen en één eenzaam maar niet minder gemeend ‘fuck the council’. En vooral was er gewoon veel bier.
Glas Kolenkit Suïcide (© Marco Daane)
Bier dat me acuut weer deed beseffen wat een formidabele brouwerij dit is. Ik ben altijd een fan geweest van de pale ale Green Cap (voor mij een van de bieren die model staan voor onze Ollandse bierrevolutie van de laatste decennia), van de stout Headroom (“maar dat lijkt verdorie wel van The Kernel”, hoor ik Wilco de Lange nog verbaasd uitroepen toen hij ermee kennismaakte) en de laatste jaren van De Fluiter, een donker ‘Beiersch’ lagerbier gebaseerd op een Heineken-recept uit 1911. Daartussen kropen allerlei andere fenomenen rond: voor sommigen onbegrijpelijke mild ales, een verrassend kruidige helles, mildzure keepen porter, een unieke bitterzoete Burton ale of op Zweedse country ales gebaseerde brouwsels. Reeds opgegeven publieksfavorieten maakten er soms na een paar jaar ineens een comeback, zoals de fabelachtige IPA Ditch Witch of Kolenkit Suicide, een imperial stout met turfmout. De legendarische Monster Soup-serie omvatte allerlei donkere Britse biertypen (soms op cask verkrijgbaar) van 4 tot wel 15 procent. Het laatste aan die familie toegevoegde lid, DB, is een ouderwetse brown ale van 4,5% op basis van een historisch recept uit 1936. Hij werd uit een houten vaatje in mijn glas getapt net na mijn aankomst en ik was onmiddellijk hooked. Volgens Arkan was het een uiterst simpel recept, maar toont zich niet de ware meester als uit iets simpels iets prachtigs wordt getoverd? Precies. Wat een loepzuiver en effectief bier, vol moutige smaak, romig en toch enorm doordrinkbaar. Think Samuel Smith.
Nieuwe locatie in Aalsmeer (© Marco Daane)
Op de curieuze plek die Butcher’s Tears hier bewoonde (aan het einde van een doodlopende straat, o ironie) bestelde ik als laatste Kolenkit Suicide – hoezo legendarisch, en dan ook nog eens van het vat. Herbert tapte ’m hoogst persoonlijk. Daarna laadde ik mijn tas nog eens vol met blikjes en flesjes (die u in Amsterdam ook bij De Bierkoning of Sterk kunt kopen, en online bij Beer Dudes of Het Biermoment) en legde ik mijn oor te luisteren over het vervolg van dit einde. Want aan de Karperweg ging het ophouden, maar Butcher’s Tears wil bier blijven brouwen en verkopen. Tja. Vind dan maar eens een andere plek. Dat is godlof gelukt, al zal het voor menigeen even slikken zijn te horen waar: in Aalsmeer. Van een eventueel nieuw proeflokaal is nog even geen sprake, eerst daar maar eens zien te settelen en de draad op te pikken. Dat is dan wel afhankelijk van een vergunning, en daarmee ook van de Aalsmeerse bureaucratie. Misschien komt die vergunning in april, en dan kan Butcher’s Tears zonder veel onderbreking doorwerken. Maar voor hetzelfde geld wordt het pas juni of juli, en dan kan er wel eens een bierloze tijd aanbreken. Een nog duisterder scenario, dat ze helemaal géén vergunning krijgen wegens omgevingsfactoren, is niet geheel ondenkbaar. Herbert, Felicia en Arkan oogden niettemin kalm en sereen, al waren ze wel moe van alles – en zouden ze het liefst tijd overslaan en gewoon al in Aalsmeer zitten.
Het drukt je met de neus op het feit dat al die hedendaagse Nederlandse brouwerijen, die we zo hoog schatten, met veel meer te maken hebben dan wij beseffen als we hun producten aan onze lippen zetten. Butcher’s Tears is bijvoorbeeld niet de enige die kampt met huisuitzetting. En alsof de duvel ermee speelt (nee, dat doet hij daadwerkelijk) is een andere die dat heeft meegemaakt ook een van onze Nederlandse brouwtoppers: Haagsche Broeder.
Kees Verbogt en Jelger Moggree zetten dat initiatief ooit op om echte kloosterbieren te brouwen: uit, door en voor een klooster, het Willibrordushuis van de Broeders van Sint Jan in de Haagse binnenstad. Dat kon zich met dit product aan de stad en stedelingen tonen en er ook geld mee verdienen. Kees en Jelger mikten van meet af aan bovendien op kwaliteitsbier. Hun eerste product Prior, een donker bier tussen een dubbel en een porter in, zette destijds al meteen de dubbel van de monniken van Westmalle op zijn plaats. Broeders kregen vervolgens brouwles, er kwamen rondleidingen door het stadsklooster en de brouwerij, de kloosterwinkel floreerde en Kees en Jelger bedachten en maakten allerlei nieuwe plannen en bieren.
Fles Johannes (© Marco Daane)
Het toppunt van dit kloosterlijke en tegelijk wereldse – inderdaad, broederlijke – project was vermoedelijk Johannes, een slechts één keer per jaar gebrouwen en op Johannesdag (27 december) vrijgegeven gerstewijn. Een echt jaargangbier, met het jaartal op de fles en uitstekend geschikt om een tijd te bewaren. Afgelopen Kerstmis trakteerde ik op een zes jaar oud exemplaar en dat was een ongelooflijk delicate, romige en licht kruidige drank geworden. Er staan nog enkele jaargangen in mijn kelderkast, want ik poogde op 27 december altijd de ‘nieuwe’ even te gaan kopen, samen met wat andere flessen. Zoals Hildegard, een bijzondere, met niets te vergelijken blonde spelt wine (geen tripel of weizen, zoals her en der valt te lezen) van 9,5%. Haagsche Broeder wist ook hoe je een saison moet brouwen: de Novice is een kruidig-droog, fris en toch ook mooi moutig voorbeeld van de stijl.
‘Wist’, zeg ik, maar Kees en Jelger weten dat nog steeds. De kwestie is alleen dat ze niet meer kúnnen brouwen. Er is een haar in de Haagse boter gekomen. Op een dag werd er een nieuwe prior aangesteld bij de Broeders van Sint Jan, en die wilde dit alles niet meer. Hij koos voor een andere kloosterlijke koers zonder het bier – en het brouwen en de brouwers werden vervolgens het huis c.q. klooster uitgezet.
Ingang van het proeflokaal (© Marco Daane)
Kees en Jelger hadden en hebben, tot hun onuitsprekelijke geluk, nog wel een proeflokaal. Dat hadden ze al aan de haak geslagen en geopend voor dit alles begon te spelen. Het bevindt zich in een voormalige sociëteit, toevallig de achterbuur van het klooster. Daar kunt u nog altijd Haags broederbier drinken of kopen, want dat wordt nu af en toe elders gebrouwen. Kees en Jelger lopen er met opgeruimd gemoed rond en laten hun kundige bieradviezen los op het toenemend aantal bezoekers. Het wat verlopen geraakte interieur hebben ze met hout, lichtjes en tafeltjes opgekalefaterd en sfeervol en gezellig gemaakt. Inderdaad: feestelijk bijna, ondanks alles.
Gelukkig is ook hier licht aan het eind van de tunnel. Die brouwerij staat daar maar, in dat klooster. En men is zich daar gaan realiseren dat het beter is er iets mee te doen. Zodoende is er inmiddels een huurovereenkomst tussen beide ‘partijen’ in de maak. Kees en Jelger zullen hun bier dan weer zelf kunnen brouwen, op dezelfde plaats maar zonder inhoudelijke band met het klooster. Dat is aan een kant jammer. Je kunt je natuurlijk afvragen of er meerwaarde schuilt in de betrokkenheid van kloosterlingen bij bier (ze zijn er meestal alleen met het hoofd en het hart mee verbonden en steken er geen vinger naar uit; de praktiserend brouw(st)er Schwester Doris heeft in onze contreien voor zover ik weet alleen een collega in broeder Christiaan te Zundert). Het is echter zonneklaar dat de fenomenen kloosterbier en abdijbier tot de verbeelding spreken. Zulk bier wordt bovendien niet alleen om het bier zelf gebrouwen, maar moet op een bepaalde manier ten goede komen aan de samenleving. Precies dat idee bracht Kees en Jelger destijds ook naar de Broeders van Sint Jan. Maar bij hen is het nu dus van de baan, en het zal in de nieuwe constructie ook geen comeback maken. Daar staat tegenover dat het project Haagsche Broeder een terechte en welverdiende herstart zal kunnen maken. De prachtige bieren die eruit zijn voortgekomen zullen niet verloren gaan.
Interieur van het proeflokaal (© Marco Daane)
Er zijn natuurlijk meer voorbeelden van zulke uithuisplaatsingen die laten zien dat vooral kleinere brouwerijen kwetsbaar kunnen zijn. Ze zijn van veel moeilijk of niet te beïnvloeden factoren afhankelijk. Dat geldt zeker voor hun ‘huis’ als ze dat niet zelf bezitten. Als daar de klad in komt, kan dat gevolgen hebben voor hun werk. En daarmee voor diverse onderdelen van hun identiteit, zoals de band met de directe omgeving. In extremis zou het van invloed kunnen zijn op de brouwomstandigheden en daarmee op het bier.
Gebeurtenissen als deze laten ook maar weer eens zien dat brouwinitiatieven tijdelijk kunnen zijn. De eerste levens van Butcher’s Tears en Haagsche Broeder op de hiervoor genoemde locaties hebben nog geen tien jaar geduurd. ‘Onze’ bierwereld is ook voortdurend aan allerlei wisselingen en veranderingen onderhevig. Die kunnen spannend, positief en interessant zijn, en zijn dat vaak natuurlijk ook – maar evengoed kunnen ze voor brouwers en brouwerijen problematisch of zelfs funest zijn.
Daar kunnen u en ik niet veel aan doen. Toch wilde ik dit, zonder de bedoeling spelbederver te zijn, met deze voorbeelden eens aankaarten. Het kan geen kwaad deze veranderlijkheid en vergankelijkheid voor ogen te houden. En ondertussen vooral bieren van brouwerijen in uw omgeving te kopen en drinken. Het is een groot goed ze in de buurt te hebben, maar ze kunnen ook heel kwetsbaar zijn.