Nieuw jaar, oud bier
1 januari 2024 - Marco Daane.
Mag ik de hoop uitspreken dat u allen een vredig, voorspoedig en vruchtbaar 2024 tegemoet gaat?
Tja, het is mij zowaar gegeven de aflevering van dit blog te schrijven die de jaarwende markeert, dus dan ontkom je er niet aan: aan ‘de beste wensen’. Eerlijkheidshalve vind ik die, alle goede bedoelingen ten spijt, altijd wat obligaat aandoen. Bestaat er zoiets als scheidingen in de tijd, gemarkeerd door een door ons bedachte datum, waarvoor we elkaar dan van alles toewensen? Nee natuurlijk niet. Alles draait in eerste instantie gewoon door, de chromosomen en moleculen van 31 december zijn er op 1 januari ook nog. Wel is de mens altijd doende de tijd naar zijn hand te zetten. Op 1 januari mogen, moeten en kunnen er opeens allerlei dingen niet (meer) of juist ineens wel. Daardoor kan het voorkomen dat bepaalde zaken vanaf een bepaald jaar in een stroomversnelling geraken, of compleet vastlopen.
Of 2024 iets daarvan te bieden zal hebben, wachten we toch met enige bibberaties af. We zijn te hoop gelopen tegen de nogal willekeurige verhoging van bepaalde bieraccijns, maar het heeft maar ten dele geholpen. Dat bier duurder wordt is niets nieuws. Dit jaar kan het alleen dus wel eens nóg veel duurder worden. (Of is het al zover, getuige de € 6,40 die mijn gade vorige week neertelde voor een klein glas Goose IPA?) Wordt bier ooit zelfs een luxeproduct? In dat geval zullen we ons 2024 herinneren als het jaar waarin die tendens werd ingezet, met dank aan een regering die eigenlijk niet eens meer bestond.
Maar we kunnen het nieuwe jaar ook gebruiken om zaken waar we wel iets aan kunnen doen op te pakken. De laatste tijd ving ik wat signalen op die er IMHO op duiden dat de wereld op biergebied tegen een plafond is gestuit, of wellicht in een kronkelend gangenstelsel is blijven steken. Daarmee bedoel ik: men vindt al dat bier geweldig, maar verwaarloost of negeert allerlei zaken eromheen of kent die gewoon niet. Laat staan dat je je daarmee zou bézighouden of erin zou verdiepen.
Enige tijd geleden zat ik met een heer met zeer ruime bierervaring in een café in Rotterdam – geen biercafé, maar wel een gelegenheid met een behoorlijk aanbod. Op tap stond volgens een bordje boven de bar onder meer een ‘coastal IPA’ uit Zeeland. Toen we daar, allebei diehard Zeeuwen, geïnteresseerd om vroegen, wist de dame die ons bediende echter niet wat we bedoelden. Het kostte haar enige tijd en inspanning alvorens ze erachter was. Toen kwam ze melden dat het om een nieuwe IPA van Kompaan ging. Dat was dus iets heel anders dan we wensten, maar omdat de rest van het aanbod niet zo spannend was en we dit bier sowieso niet kenden, bestelden we het alsnog. Ook dat ging zomaar niet, bleek toen ze terugkwam met een leeg dienblad. ‘Sorry, maar hij staat nog niet in de koeling.’ Mijn metgezel en ik moeten elkaar wat wazig hebben aangekeken, waarna we fluks ingrepen. ‘Dat hoeft ook helemaal niet. Kom maar door.’ Daarop was het haar beurt om verbaasd (zacht uitgedrukt) te reageren. ‘Echt? Jullie willen ongekoeld bier?’
Aan ons bevestigende antwoord voegde ik nog toe dat bier niet altijd koud moet worden geserveerd en gedronken, en dat dat vaak op te lage temperatuur gebeurt. Zelf huldigde ze een rechtlijnig standpunt: ‘Ik moet er niet aan denken, bier drinken dat niet gekoeld is.’ Maar als de heren dat wensten, vooruit dan...
Het is zo’n momentopname die ik graag even vasthoud, omdat het iets zegt over de manier waarop in de huidige biercultuur over bier wordt gedacht en ermee wordt omgegaan. De eigenaar van het ABT-café in mijn dorp was onlangs in Schotland geweest, alwaar hij op mijn suggestie een zekere gelegenheid in Edinburgh had bezocht. Daar kan het niet fout gaan, omdat het decor er fabuleus mooi is en de kennis van en omgang met alle soorten en vormen van bier er een hoog niveau aantikt. Het was hem echter niet ontgaan dat men er één bepaalde vorm van bier in extra hoog aanzien houdt – anders dan hijzelf: ‘Alleen dat cask ale, daar heb ik het niet zo op. Die hoge serveertemperatuur en zo weinig koolzuur. Ik kan er niet aan wennen.’
Dit weerspiegelt natuurlijk de mores in onze biercultuur. Bier ‘moet’ koud zijn, koolzuur hebben en een forse schuimkraag. En komt het niet uit de tap, dan zorgen we hier zelf wel voor. Afgelopen jaar ging er op Facebook een reclamespot rond van een online bierwinkel waarin een jong koppel een grote doos vol blikken thuisbezorgd krijgt. De doos wordt opengerukt, het eerste het beste blik eveneens en de inhoud daarvan kwakt het tweetal vervolgens onbesuisd in een glas. Stel je voor dat je nog langer moet wachten, als je je bier eindelijk ontvangen hebt! Laten rusten na de onstuimige reis met de koerier? Een gepaste schenk- en drinktemperatuur regelen? Rustig en met beleid inschenken? Mwah.
Bij een ander ABT-café waar ik graag kom vraagt men je of je een bier met hergisting op fles helder uitgeschonken wilt of niet. Zo ja, dan krijg je er een apart glaasje bij voor het ‘onderste’ uit de fles, met het bezinksel. Het getuigt van respect voor het bier en aloude schenkregels. Maar kennelijk zijn er ook mensen die de hele fles in een keer uitgeschonken willen hebben. Anders zou het café je immers niet naar je voorkeur vragen.
U zult mij nu wellicht in mijn bovenlichaam willen porren: so what, Daane? Nou, ik wil hiermee het punt maken dat er iets is veranderd in de omgang met bier. Vroeger was het ondenkbaar dat men zijn of haar trappist of Duvel (ik noem maar iets) in een keer uitschonk. In België wist men niet beter, en in Nederland leerden drinkers die lange tijd niet anders dan helder pilsener hadden geslobberd het ook: hun bier een tijdje rechtop laten rusten, serveren op niet te lage temperatuur, kalm uitschenken en het depot in de fles laten. Waarom? Omdat je de kleur en koolzuurbelletjes van een bier alleen kunt beoordelen als het helder is. En omdat de temperatuur en een gistdepot het aroma en de smaak beïnvloeden. (Sidenote: smaken verschillen natuurlijk, maar het bier zonder gistdepot heeft doorgaans het karakter dat brouwers nastreven.). Lange tijd hebben we het daarom gedaan zoals hiervoor beschreven, maar tegenwoordig is dat dus geen zekerheid meer.
Voor de manier waarop we bier schenken en drinken bestaat ook geen bindend reglement. De praktijken worden niet gesanctioneerd. Iedereen kan het doen zoals hij of zij blieft.
Daar staat tegenover dat mensen die het kunnen weten in de loop der jaren kennis en adviezen hieromtrent hebben ontwikkeld. Zij zweren bij bepaalde ‘regels’, in het belang van het bier. Ook zijn er steeds meer biersommeliers, workshops en masterclasses die een en ander belichten. Kennelijk vindt de daar aanwezige en gedeelde kennis slechts zeer ten dele zijn weg in de buitenwereld. De verschillen zijn daardoor soms groot, getuige de hierboven aangehaalde koelkast-ervaring. Een bekende wervende kreet van cafés en proeflokalen is dat ‘het bier koud staat’. Dat kan aantrekkelijk klinken, maar men kan er ook de plank mee misslaan. Je kunt een bepaald bier koud geserveerd krijgen terwijl je dat niet wilt. Van sommige biertypen (zware donkere) kan het ieders smaakbeleving hinderen. Ook als een fles wordt uitgeschonken door de bediening, moet je maar afwachten hoe die dit praktiseert.
Hoe dan ook zou ik een lans willen breken voor een bedachtzame omgang met bier en met de adviezen daaromtrent. Dat betekent ook dat we daarover nadenken, van gedachten wisselen, schrijven, spreken, noem het voor mijn part ‘opvoeden’ – in elk geval ‘informeren’.
Ook nog niet zo lang geleden zag ik dat een eveneens zeer ervaren, gewaardeerde en gepassioneerde biermeneer die een opmerking bij een artikel had geplaatst daarover een verwijt naar zijn hoofd geslingerd kreeg: ‘Je moet niet over bier lullen, je moet het drinken.’ Dat laatste klopt als een bus, het eerste van geen kant. We moeten juist méér over bier lullen. Dat verdient het product, en er is alle reden toe. Ik hoop dan ook van harte dat dit – waarmee de cirkel van dit blog rond is – een door velen gekoesterd goed voornemen voor 2024 wordt.