Wegvloeien en vervliegen
1 maart 2023 - Marco Daane.
Op deze pagina’s maken we ons met veel plezier druk om de Nederlandse biercultuur, maar het loont altijd de moeite ook de buren in de gaten te houden. Soms hoef je amper de grens over om interessante bierzaken op te steken. Zo zullen velen hebben meegekregen dat de bieren van de voormalige trappistenabdij Achelse Kluis ‘ontkerstend’ worden.
De laatste Achelse monniken waren al met pensioen. Nu hebben ook die van Westmalle de abdij definitief losgelaten. Westmalle had Achelse Kluis wegens de historische onderlinge banden nog een tijdje onder haar hoede gehouden, maar dat was niet meer houdbaar.
Monniken willen vooral een religieuze leefgemeenschap vormen, geen economische entiteit. Dat was al eens eerder gebleken bij ‘ons’ Koningshoeven / La Trappe (tot twee keer toe zelfs). Er rest dan niet veel meer dan de boel overdoen aan particulieren, in dit geval de kleurrijke Kempense ondernemer in technische projecten Jan Tormans. Achels bier zal daardoor niet langer trappistenbier zijn.
Onder onze zuiderburen veroorzaakte dat ophef, onbegrip en verdriet. Veel bierliefhebbers hebben er moeite mee dat de brouwerij haar cisterciënzer pluimen verliest. Op sociale media gaven ze blijk van hun ongenoegen over de overname. Een mij niet bekende Vlaamse dame ging helemaal los op Tormans, nadat iemand argeloos had geposeerd met een fles waarop een minder bekend (maar wel degelijk authentiek) Achels etiket zat: ‘En de koper heeft vlug het zelfde bier in de fles laten vloeien met een ander etiket, schaam u, om zo onze biercultuur om zeep te helpen’. Zelfs dat had Tormans niet goed gedaan, aldus de licht hysterische critica: ‘en dan nog niet op tijd het gepaste glas voorzien, een gewiekste geldwinner [...], een “klusjesman” zonder gepaste glazen, misschien kan hij het laten brouwen en een nieuw bier op de markt brengen; een ideetje: KLUTSBIER.’ Alsof de beste man, die alleen nog een intentieovereenkomst met Westmalle had, zoiets al had kunnen regelen.
Selectieve verering
Tormans lijkt overigens de beste bedoelingen met de Achelse Kluis te hebben. Vooralsnog stelt hij zich voor het fraaie abdijcomplex (dat beschermd erfgoed is) te conserveren of restaureren en de toeristische en ‘ambachtelijke’ activiteiten uit te breiden. Inclusief de brouwcapaciteit, waarbij de receptuur van de bieren onveranderd zal blijven. Verstandig natuurlijk en eigenlijk vanzelfsprekend.
Misschien moeten de herrieschoppers dus even wachten met oordelen. Ongetwijfeld zal het bier ook zonder monastieke inslag bierliefhebbers en bezoekers blijven trekken. Bezoekers komen daar overigens zowel uit België als uit Nederland. Achelse Kluis ligt immers, zoals de Vlamen dan zeggen, slechts een boogscheut van de grens.
Als het al nodig is zover te schieten, want wist u dat de abdij deels in Nederland, deels in België staat? Op Google Streetmap is dat mooi te zien. Maar het is niet om die reden dat ik dit verder niet-Nederlandse verhaal opdis in deze Nederlandse bieromgeving.
Kijk, die trappistenfans lijken zich met al hun verongelijktheid niet te realiseren, of te willen realiseren, dat het voorwerp van hun adoratie juist blijft bestaan: het bier. Dat het zonder die overname zou verdwijnen, telt niet voor hen. Als het geen trappist meer is, hoeft het niet meer. Het is natuurlijk een willekeurige en onbeholpen houding. Tegelijk blijkt eruit dat zij hun biercultuur hartstochtelijk (en soms wat buiten zinnen) koesteren.
Nederlanders daarentegen hebben zulke bierologische verschuivingen (nog?) niet zo op de tong. De kwestie(s) die ik hier wil aanroeren kwam ik tot op heden althans nergens tegen.
Kort Amerikaans
Afgelopen najaar wilde ik tijdens een proeverij de oudste (eerste) Nederlandse IPA met Amerikaanse hop serveren, om daarmee de meest recente wending in onze biergeschiedenis te illustreren. De zoektocht naar die IPA breidde ik naderhand uit omdat er eerder al American pale ales waren gelanceerd. Ik dook nog eens in dit stukje moderne vaderlandse biergeschiedenis om uit te vinden welk ‘Amerikaans’ bier ons oudste was.
Het onderzoek leidde me naar de met cascade gebrouwen Pale Ale van de Stichting Noord-Hollandse Alternatieve Bierbrouwerij uit 2000. In dat Nederlandse bier was voor het eerst Amerikaanse invloed te ruiken en vooral te proeven. De SNAB Pale Ale was zelfs ‘een unicum in Europa’, aldus de brouwerij, en werd ook bekend (‘een SPAatje’). Maar ik zocht er vergeefs naar. Dus wendde ik me tot de SNAB zelf. De onlangs helaas overleden Peter Kost meldde even vriendelijk als onomwonden per mail: ‘Ik moet je helaas teleurstellen, onze Pale Ale is op dit moment en voorlopig niet verkrijgbaar.’ Dat is hij nog immer niet.
Terug, of vooruit eigenlijk, in de tijd dus. Na de SNAB was De Schans uit Uithoorn in 2002 met een Amerikaans gehopte pale ale gekomen (merkwaardig genoeg ‘Lentebier’ geheten), maar die brouwerij bestaat niet meer. Het draaide toch uit op de IPA’s...
Pril geluk
Daar kwam pas vier jaar na die eerste pale ales iets van – en onofficieel dan nog. In 2006 importeerde een thuisbrouwer, ene Martin Ostendorf, voor zichzelf en enkele ‘collega’s’ chinook, columbus en cascade uit de VS. Met die hoppen brouwde hij een pale ale en een IPA. Hij bleef dat in de volgende jaren doen en tapte de IPA ook bij enkele festivals. Toen Martin ‘commercieel ging’ met zijn Muifelbrouwerij kwam dat bier er op het menu te staan. ‘De basis van deze recepten kwam zeker overeen met de latere commerciële Muifel USA_IPA,’ blikte hij per e-mail terug.
Van die in 2006 ‘geboren’ IPA bestelde ik vervolgens enkele flesjes voor mijn proeverij, maar met gemengde gevoelens. Martin had zijn bericht namelijk afgesloten met de mededeling dat het IPA-assortiment van Muifel op de schop ging, en hoe: ‘Overigens verdwijnt de USA_IPA dit jaar, de laatste dozen worden nu verkocht.’ Huh? Die ook al?
Mijn onderzoekje had ook de eerste echt op de markt gekomen Nederlandse IPA opgeleverd. In januari 2007 lieten vakblad Proost en bierimporteur Bier&cO tijdens de Horecava ‘craft beers’ uit de VS proeven. De reacties waren gemengd, maar de brouwwereld pakte het fenomeen later op. In oktober kwam Brouwerij De Molen met ‘Amarillo’s Winterwarmer’, een niet-openbaar gelegenheidsbier; een ‘IPA’ met ‘dry-hopping’, aldus het etiket. En onder de naam ‘Amarillo’ stond die in het voorjaar van 2008 ook in de winkel.
Deze eerste ‘echte’ Nederlandse IPA, meteen maar een double IPA met maar liefst 9,2% alcohol, is enigszins legendarisch geworden, mede omdat hij de naam draagt van de favoriete hop van De Molen-grondlegger Menno Olivier. Maar in het najaar van 2022 bleek ook dit bier nergens verkrijgbaar. Vruchteloos zocht en informeerde ik ernaar. ‘No longer in production’, meldde Untappd uiteindelijk bars en onverbiddelijk.
Verdampt verleden
Zo stelde ik binnen een paar dagen vast dat de drie oudste ‘Amerikaanse’ bieren van ons land allemaal vrij recent uit productie zijn genomen. ‘Bieren genoeg joh’, zal de gemiddelde lezer misschien schouderophalen. Maar, met respect: dit zijn (nee, waren) klassiekers waarmee velen van ons craft beer hebben leren drinken; delen van ons biererfgoed. Deze curieuze opeenstapeling van verdwijntrucs bezorgde me daarom onbestemde gevoelens.
Stel je onze moderne biergeschiedenis even voor als een omgekeerde piramide (steeds meer brouwers en bieren). Dan is de punt daarvan aan het afbrokkelen. Een gelijkaardige kwestie roerde collega Rick eerder aan in zijn blog over wegkwijnende bocken. We verliezen onze biercultuur soms bijna net zo hard als we haar verwerven.
Iemand nog maar een semi-Nederlands glaasje Achel Blond, dan?