Wat had je d’rop gewild?
2 september 2022 - Marco Daane.
Soms denk ik wel eens: was er maar een bierpolitie.
Onlangs belandde ik op Facebook in een discussie over de vermelding van ingrediënten op bieretiketten. Een bekende uitbater van bierhuizen vroeg zich af of er niet meer op moest staan dan ‘bevat gerstemout en tarwemout’, hetgeen op het product stond van een nog veel bekendere grootbrouwer. Het even korte als eenvoudige antwoord was: nee, dat moet niet, althans niet bij bieren met meer dan 1,2% alcohol. Aldus de Europese etiketteringsverordening. Wel is, naast onder meer het alcoholgehalte, vermelding van allergenen verplicht. Vandaar ook die gerstemout en tarwemout op dat flesje, want mensen die geen gluten verdragen blijven daar beter van af.
Natuurlijk mengde zich iemand in de discussie die vond dat alle ingrediënten op het etiket horen te staan, compleet met de gebruikte moutsoorten (en die liefst ook op volgorde van hoeveelheid). De meeste brouwers vermelden de basisingrediënten (water, graan, hop, gist) en eventuele toevoegingen, en er zijn er die de basisingrediënten inderdaad godlof nader belichten. Ook een erg bekende brouwer van een ‘grotere’ kleine brouwerij liet nog even weten dat het antwoord op de vraag van de bekende bierhuisuitbater volgens hem ‘helaas: Nee’ was. De brouwers willen dus best meer vermelden dan verplicht is.
Voor de consument c.q. liefhebber is die bereidheid ook wel zo fijn. Daardoor heeft deze zicht op de gebruikte ingrediënten. En daarom is er ook geen bierpolitie nodig. Het meeste hoeft niet, en ze doen het vaak toch.
Of is het niet zo simpel?
Ik tuur graag naar etiketten en vind de diversiteit steeds weer verbazend. De ene brouwerij put zich uit in informatie, de andere maakt zich er met een jantje van leiden van af. Het aantal benen om op te staan is natuurlijk ook niet zo groot. Er zijn maar weinig biersoorten waarbij iets ‘moet’ (van bijvoorbeeld de BJCP, en/of van de geschiedenis). Maar als dat het geval is, zoals bij weizenbier (minstens 50 procent tarwemout): wees dan helder over je product.
Is er verder niet iets aan de etiketinformatie van brouwers te doen? Volgens mij wel. Gedeelde verantwoordelijkheid kan ook leiden tot gedeelde vrijwillige verplichting. We hebben in Nederland een (vind ik) goed werkende organisatie van onafhankelijke brouwers, die studiedagen organiseert en andere initiatieven ontplooit. Ik zou zeggen: laat ze daar ook eens de koppen bij elkaar steken om wat minimumregels voor etiketinformatie op te stellen waar alle leden zich aan houden. Zulke uniformiteit kan heel geen kwaad. De andere organisatie, Nederlandse Brouwers, levert in elk geval adviezen en een handleiding.
Wat zou er van mij op moeten? Ik weet niet of dat relevant is, maar ik ben zelf over het onderwerp begonnen en wie A zegt moet ook B zeggen. Ga ik dus doen. Los daarvan zijn er ook zaken die wel eens worden vermeld waar ik mijn schouders over ophaal. Een houdbaarheidsdatum is verplicht, maar een brouw- of botteldatum niet. En die zou ik er als bierliefhebber graag op hebben. Men heeft immers de mond vol over vers bier (en andere wil je misschien juist laten ouderen). Dus is die relevant. Maar wat moet ik met een onbegrijpelijke batchvermelding als ‘BL090222F’? Die ruimte is veel beter te gebruiken.
Essentialia bij het brouwen zijn natuurlijk water, graan, hop en gist, en daar ligt dus een kans voor specifieke informatie. Water- en gistsoorten zijn voor de meeste bierconsumenten vermoedelijk wat te specifiek om met naam en toenaam te vermelden. Wel zijn er brouwers die vermelden dat ze ‘XXX’s bronwater’ gebruiken, of ‘water uit eigen bron’. Dat kan relevant zijn - maar alleen als we vernemen waarin dat water afwijkt van leidingwater of wat de specifieke - bijvoorbeeld mineralogische - eigenschappen ervan zijn. Zo niet, dan stelt vermelding van dit gegeven eigenlijk niets voor. Of dient hoogstens een fijne marketingtechniek - kijk eens hoe goed ik ben, ik heb een eigen bron!
Veel concreter en informatiever kan de vermelding van graan-, mout- en hopsoorten zijn. Vooral hop is tegenwoordig de grote smaakfactor in veel bieren en er gebeurt heel veel op het gebied van hoprassen. Vemeld die alsjeblieft! Dat is ook fijn omdat er bierdrinkers zijn met voorkeuren of met nieuwsgierigheid. Ook gebruikte moutsoorten zijn rete-interessant. Vooral bij lichtgekleurde bieren, van blond tot amber of rood, is het interessant te vernemen hoe een brouwer zijn kleur ‘stuurt’ met de gebruikte moutsoorten.
Het lijkt me niet gek over dit soort ingrediënten informatie te verstrekken in de vorm van benamingen en percentages. En weer: maak je product waar. Mooi, een rye wine, maar hoeveel rogge is er in de storting gegaan?
Invoering van dit soort min of meer gestandaardiseerde informatie hoeft natuurlijk niet gepaard te gaan met controle en ingrijpen door een ‘bierpolitie’. Misschien is er een bandbreedte op te stellen waarbinnen de gegevens van de leden-brouwers moeten passen. We zijn toch geen boemannen in de bierwereld?
Nou.
Behalve de hiervoor genoemde, vrij specifieke informatie vermelden etiketten nog iets over het bier in de fles - het biertype. Dit lijkt het simpelste van het simpelste. Een pils is een pils, een weizen is een weizen en een IPA is een IPA. En toch doen zich identiteitskwesties voor. Vreemde staaltjes zijn het - dat de brouwer(ij) zelfs iets met zijn of haar bier doet dat helemaal niet kan.
Vrij berucht is inmiddels het voorbeeld van de Gulpener Bierbrouwerij met haar Ur-Hop. Dat bier doet het goed en is ook toegankelijk en betaalbaar. Ur-Hop is een lager, een ondergistend bier, waarvoor elementen van IPA-brouwen worden ingezet. Het heeft een uitdrukkelijk hopkarakter (met tot mijn genoegen een stevige moutige basis), waarbij het overigens profiteert van een uitzonderlijk gelukkige keuze van de hopcombinatie, en wordt gedryhopt. Het is daarmee, inderdaad, een India pale lager oftewel IPL. Ooit was het de eerste vertegenwoordiger van die vrij nieuwe biersoort in ons land.
Maar voor de Gulpener was dat niet genoeg. Naar eigen zeggen kreeg de brouwerij steeds van consumenten te horen: ‘jullie hebben geen IPA’. Dat is overigens ook zo. De Gulpener had nu eenmaal een IPL, de ondergistende evenknie van een IPA. Dat bleek voor menig bierdrinker te moeilijk of onduidelijk. Veel begrip van onder- versus bovengisting - de grote waterscheiding in de brouwwereld - is er over het algemeen niet onder de consumenten.
De Gulpener bedacht daar een oplossing voor waarmee het bedrijf twee vliegen in een klap sloeg: ‘We zeggen gewoon dat Ur-Hop een IPA is!’ Zo geschiedde. Sindsdien staat op het etiket: Ur-Hop IPA. De Gulpener hoefde niet meer uit te leggen wat een IPL is, en had bovendien ineens een IPA in het assortiment! Die dus helemaal geen IPA is. Het is ongeveer hetzelfde als een bordje bij een grasveld plaatsen met het opschrift ‘dit gras is blauw’. Daar zou de plantsoenendienst een bekeuring voor uitdelen, en die verdient de Gulpener hiervoor ook. Dit is geen grap. “Aanduidingen, vermeldingen en voorstellingen die onjuist, onvolledig of misleidend zijn, zijn verboden” binnen de etiketverordening, lees ik op de site van Nederlandse Brouwers; waar de Gulpener lid van is.
Helaas staat dit verschijnsel niet op zichzelf. Onlangs kwam ik het ook tegen bij een kleinere brouwerij - een craftbrouwerij, zal ik maar zeggen. Voorafgaand aan een uitstapje naar Deventer had ik me georiënteerd op het aanbod in het proeflokaal van stadsbrouwerij DAVO. Daar wilde ik ook meer dan de klassieke Surf Ale en Road Trip proeven, om te beginnen een lager. Die lest immers de dorst, smeert de smaakpapillen goed en baant de weg voor wat complexere ales. Er stond er maar één op de taplijst, maar daardoor werd ik wel op mijn wenken bediend. Deze Hang Out werd aangeprezen als een ondergistende dorstlesser vol simcoe. Het vriendelijke alcoholgehalte leek me ook perfect.
Na binnenkomst schoof ik aan bij de tapkast en wierp alvorens te bestellen nog een snelle blik op het bierenbord. Tot mijn verbazing zag ik daarop achter Hang Out ‘mellow IPA’ staan. Huh? Het was toch een ondergistend bier? Ik legde het voor aan de bediening, maar er ging geen belletje rinkelen. Een lager, nee nee, die hadden ze niet, kreeg ik na enig aandringen toch te horen.
Nieuwsgierigheid won het natuurlijk van de verbazing. Hang Out bleek verre van mellow, door de vinnige pit van de simcoe, en ik meende toch ook echt een lager te drinken – het bier was retestrak en ontbeerde de typerende esters van (bijvoorbeeld) een IPA.
Nogmaals snuffelde ik rond in de informatie van de brouwerij. Wat bleek? Op de website én op de flessen vermeldt de beschrijving van Hang Out zowel ‘IPA’ als ‘ondergistend’.
Dus is het natuurlijk geen IPA – al zeggen ze van wel. Ook hier wordt groen gras blauw geverfd. Hoewel niet duidelijk is waarom DAVO dit heeft gedaan, moet hier bierpolitie aan te pas komen. Die er een boete voor uitdeelt en vertelt waarom. Omdat het officieel niet mag. En omdat de bierdrinker te allen tijde dient te worden beschermd - tegen strapatsen en vage exercities van zowel grootbrouwers als craftbrouwers.