After the goldrush
1 december 2021 - Marco Daane.
De afgelopen maanden heb ik verschillende keren op het Nederlandse platteland verkeerd, op plekken waar best veel vakantie wordt gevierd (ook door mij). Uiteraard is er in zulke gebieden relatief veel horeca. Daar heb ik tijdens mijn verblijf af en toe zowel dorstig als nieuwsgierig rondgehangen. Nieuwsgierig, want ik vroeg me iets af. Het aanbod van modern Nederlands bier in de ‘gewone’ Nederlandse horecagelegenheden, hoe zit het daar eigenlijk mee?
Een beetje bierliefhebber checkt natuurlijk alleen maar in bij de wildemannen, foedersen en andere arendsnesten, pazen of markiezen op deze wereld. Wel zo gemakkelijk, want er is keus te over aan bier. Het zal hem of haar een zorg zijn wat café Het Gouden Hert in Heerherbertswaard of herberg Het Wapen van Oostervoort schenkt. Dat is logisch. Maar: voor een beeld van de ontwikkelingen op bierconsumptiegebied tellen zulke gelegenheden juist ten zeerste mee. Er zijn er meer van, en er komen meer gasten. Als je de gemiddelde bierwereld wilt zien moet je dus buiten je comfort zone gaan snuffelen. En zulke ‘gewone’ horeca bezoeken.
Wat schaft de pot daar van hedendaagse Nederlandse bierbrouwerijen? Zomaar een vraag waar je tijdens een vakantie wat op kunt studeren zonder hard te hoeven werken :) .
Daar is de laatste jaren bovendien een interessant gegeven bijgekomen. In Nederland is de kans groot dat je in een horecagelegenheid belandt ‘van’ Heineken of Bav... pardon Swinck... excuseer Swinkels. En die twee grootbrouwers hebben de laatste jaren diverse coryfeeën van de moderne Nederlandse biercultuur overgenomen - Oedipus, de Texelse (door Heineken), De Molen en ’t Uiltje (door Swinkels). Horeca-uitbaters kunnen bij deze twee mastodonten daardoor ook eigentijds ‘craftbier’ afnemen.
Dat gegeven speelt steevast een rol bij zo’n overname van een kleinere brouwerij. Je leest dan dat de eigenaren daarvan onder meer hopen op grotere afzet via de uitgebreide kanalen van de overnemende partij. Dat klinkt ook aannemelijk. Zelfs hardcore critici van zulke overnames zullen begrijpen dat een brouwer wil dat zoveel mogelijk mensen zijn of haar bieren proeven en drinken. En je zou denken dat de grote broer daar bij zo’n overname ook zo over denkt, want die is kennelijk uit op meer keuze. Daar kunnen meer en andere gasten op afkomen en dat kan meer consumptie en dus omzet genereren.
Bier- en ciderkaart Heineken.
Hoe pakt dat uit in het gemiddelde horecasegment? Ik heb het aanbod bij mijn café-, restaurant- en strandtentbezoekjes tegen het licht gehouden. Veel inspanning kost zoiets niet, omdat de bierkaarten er nog altijd relatief beperkt zijn. En je herkent de grootbrouwer achter een horecagelegenheid snel aan het pilsener van de tap of aan de (ex-)katholieke bieren: Heineken verkoopt zichzelf of Brand en Affligem, Swinkels doet in Bavaria en La Trappe. Die abdij- en trappistenbieren hebben al langer een vaste plaats in hun portfolio’s. Maar wat is er te verkrijgen van de onder bierliefhebbers gewaardeerde, overgenomen jonge brouwerijen?
In Swinkels-lokaliteiten heb ik diverse keren De Molen-bieren als Hel & Verdoemenis, Bommen & Granaten en Water & Vuur gezien, en pale ale of IPA’s van ‘t Uiltje. Die flankeren daar dan de vele variëteiten van Bavaria, Palm of Cornet of een Rodenbach Fruitage. Swinkels maakt daarnaast voor een breder aanbod gebruik van een andere overgenomen partij, distributeur en importeur Bier&Co. Daardoor duiken er bieren op uit het portfolio van dat bedrijf, van vooral Weihenstephaner, Sint Bernardus en BrewDog. Soms zit ook daar iets ‘jong-Nederlands’ tussen, van bijvoorbeeld DAVO.
Over de hele loopt het echter nog niet heel hard met Hollands bierglorie in de toeristische horeca. Uit de namen hierboven blijkt al dat de keuze nog vaak valt op Duitse, Belgische en Britse merken. De bieren uit Bodegraven en Haarlem nemen daar schoorvoetend plaats tussen. En: tegen vaak hogere prijzen. Hel & Verdoemenis kan zomaar een euro duurder zijn dan Sint Bernardus Abt.
Dat gezegd hebbende: ze zíjn er, in Swinkels-gelegenheden. Het moederconcern biedt ze, hoe mondjesmaat ook, aan de aangesloten horeca aan. In Heineken-gelegenheden miste ik die ervaring daarentegen volkomen. Juist als ik enorme trek zou kunnen hebben in een Gaia, een Mama of een Skuumkoppe, kon ik alleen kiezen uit Brand (soms), Affligem, Lagunitas IPA, Desperado en Hapkin uit eigen concern, alsmede Paulaner Hefeweizen (voor 30% van Heineken) of Erdinger Weissbier. Op het reeds gesettelde Brand na zijn dat allemaal buitenlandse bieren. De recente Nederlandse Heineken-aankopen, Oedipus en de Texelse, waren zo goed als onzichtbaar. Soms komen er in Heineken-gelegenheden ook nog Westmalle bij of Moortgat-bieren als Duvel, IJwit, Vedett, La Chouffe of Liefmans Fruitesse. Heineken valt dan dus niet terug op het eigen portfolio, maar op dat van een concurrent - Moortgat. Die vervult voor Heineken blijkbaar de rol die Bier&Co bij Swinkels speelt. En net als bij Bier&Co gebeurt dat vooral met bekende buitenlandse, in dit geval natuurlijk vooral Belgische bieren, met af en toe een Nederlandse verstekeling – van Brouwerij ’t IJ, tegenwoordig een dochter van Moortgat. (Opvallend: je kunt Duvel, Vedett en ’t IJ ook in Swinkels-gelegenheden tegenkomen. Moortgat weet zich er kennelijk overal handig tussen te wurmen.)
Moortgat bij Heineken.
De vraag is dus: waar blijven de Nederlandse kwaliteitsbieren die eigendom zijn geworden van hét Nederlandse grootbedrijf? Ligt dit aan de horeca-uitbaters? Biedt het portfolio voor hen al genoeg variatie, aangevuld met specialiteiten van lokale of regionale brouwers waar ze soms liever voor lijken te kiezen (en geef ze eens ongelijk) ? Lonen zulke moderne bieren toch niet echt in de ‘doorsnee’ horeca? Is daar geen plaats (meer) voor Skuumkoppe naast Brand Weizen, Paulaner en Erdinger? (Soms kom je zelfs twee (!) weizenbieren en twee (!) witbieren tegen op de kaart, maar niet die.) En is Gaia er te veel aan naast Lagunitas IPA (en het goedkopere Vedett IPA)? Vindt men saison in het algemeen (onzichtbaar naast blond, weizenbier en witbier) en Mannenliefde in het bijzonder een te ingewikkeld bier?
Of worden zulke bieren in een apart segment gesleten en kwam ik gewoon op de verkeerde plaatsen? Of, nog anders, loop ik misschien te hard? Zitten hier meta-economische haken en ogen aan waar ik geen weet van heb of waarvoor ik te dom ben om ze te doorzien?
Light me up! Want ook dít is de Nederlandse biercultuur anno 2021!