Doe maar gewoon
1 oktober 2020 - Rick Kempen.
We hebben het eigenlijk nog nooit gehad over ‘gewoon doen’, in de blogjes op deze mooie website. Opmerkelijk, want ‘doe maar gewoon’: iets dat onlosmakelijker met onze cultuur verbonden is, en dus per definitie met onze biercultuur, ken ik eerlijk gezegd niet. Gewoon doen, gewoon blijven, het liefst met het voorvoegsel ‘lekker’ - hiermee oogst een Nederlander pas lof en erkenning van haar of zijn gelijken. Gewoon - het zit zo in ons DNA dat er zelfs een merk van gemaakt is, g’woon te verkrijgen in veel supermarkten. Want: Nederland houdt van gewoon.
Nou, dat is ook een ruime halve eeuw het geval geweest in Nederland Bierland. Koning Pils regeerde onbedreigd, eens per jaar het podium latend aan bokbier, dat op zijn beurt lekker gewoon was. Wel plakte het aan je gehemelte en tong, iets dat met de jaren alleen maar erger werd. Een stoute Limburgse brouwer stelde daar in 1987 een stevige dubbelbock tegenover die uiteindelijk ook heel gewoon bleek, en toen eenmaal onze Zuiderburen doorhadden hoezeer die ‘Nederlandsche biertraditie’ eigenlijk op hun abdijbier dubbel leek was het hek van de dam. Leken al die pilseners uiteindelijk erg op elkaar (in het glas, in de reclame werden de verschillen pas zichtbaar), uiteindelijk bleken ook al die bokbieren tamelijk inwisselbaar. Wie wel eens een avond op het PINT Bokbierfestival heeft rondgelopen en zoveel mogelijk verschillende bokbieren proefde kan uit eigen ervaring vertellen dat je aan het eind van de avond echt het verschil tussen de bieren niet meer kon benoemen. Niet g’woon meer, jongen!
En toen kwam Iepaa - in eerste instantie slechts door een beperkt aantal beer geeks gewaardeerd, die toen nog gewoon PINT-lid heetten. Met de introductie van een Limburgse Iepaa in 2015 was de democratisering van het India Pale Ale compleet, en inmiddels is er vrijwel geen Nederlandse brouwer meer die geen Iepaa in het kleine en onafhankelijke craft portfolio heeft. Was Iepaa in den beginne voor veel bierliefhebbers een klap in het gezicht, tegenwoordig is het een aai over de bol van diezelfde bierliefhebber en doet de inwisselbaarheid van al die in kekke blikjes gestoken ‘hopbommetjes’ niet langer onder voor de pilseners en bokbieren waartegen het nu juist wilde rebelleren. Doe maar gewoon, dat is misschien uiteindelijk ook wel gek genoeg.
Gewoon doen - of moeten we de klemtoon eens anders leggen? Niet ‘gewóón doen’, maar ‘gewoon doén’! Het lijkt het motto van ‘s lands grootste brouwer, Heineken. Goed kijkend naar de ontwikkelingen in de biermarkt combineren ze dit motto met dat van de Nederlandsche Tafelronde - adopt, adept, improve, vrij vertaald ‘overnemen, aanpassen, verbeteren’.
Dat geldt niet alleen voor de wijze waarop hun brouwmeester, die al een baard had voordat dit hip werd, nu vrolijk collaboration bieren brouwend langs ‘s Heeren wegen trekt en de gedroomde mentor van elke vrijgevochten en creatieve brouwer werd.
Het geldt zeker ook voor hoe Heineken naar al die nieuw opgeschoten concurrenten kijkt: het volgt niet de meest gehanteerde strategie van veel andere grote brouwers, die erop neerkomt dat je ze eerst negeert, dan belachelijk maakt en vervolgens koopt.
Heineken doét gewoon en slaat die eerste twee stappen over. Die laatste stap wordt overigens vaak in tweeën gezet, zoals bij Lagunitas. Eerst koop je een deel en roep je dat er niets verandert. Daarna dóe je g’woon, of dat nou in Petaluma, Amsterdam, Burago di Molgora, Pantin, Rotterdam of Londen is. Want daar houden wij Nederlanders van: gewoon.