Facebook Twitter Instagram

Stichting Erfgoed Nederlandse Biercultuur

Eerder verschenen Blogs

Verloren bieren 2.0

1 december 2019 - Marco Daane.

De nieuwe Nederlandse biercultuur brak voor mij echt door op een meidag in 2013. Een selectief aantal jonge brouwerijen presenteerde zich op het Spui in Den Haag tijdens het tweede Nederlands Bierproeffestival (de enige keer dat dit in de open lucht plaatsvond).
Daar waren onder meer de resultaten van de kuitcampagne te proeven. Met kuit, voor 45 tot 55% gebrouwen uit gemoute haver, boekten Hollandse biersteden in de 15e eeuw groot succes, tot in Vlaanderen, Brabant, Noord-Frankrijk en zelfs Engeland. Toen gerst later steeds belangrijker werd als brouwgraan, verdween dit bier nagenoeg. In 2013 hadden een stuk of tien kleine brouwerijen deze ‘pils van de 15e eeuw’ echter nieuw leven ingeblazen, daartoe opgeroepen door de Campagne Nederlandse Bierstijlen. Ik had mij vast voorgenomen alle in Den Haag aanwezige kuiten te proeven, want ik verzamelde toen materiaal voor het geschiedenisboek Bier in Nederland.

Helaas vond ik de moderne kuit een onaangenaam scherp smakend, op een verkeerde manier wrang bier dat veel te koud werd getapt. Op keldertemperatuur (zoals in de 15e eeuw) bleek het wat vriendelijker, maar in Den Haag was het al snel einde exercitie. Plichtbewust schopte ik het tot drie exemplaren, toen was mijn slotoordeel dat de toekomst van het Nederlandse bier in elk geval niet in dit historisch fenomeen lag.

1 Oersoep 2013

Maar waarin dan wel? Op zoek daarnaar begon ik de brouwerskramen op het Spui af te schuimen. Het begon in die tijd echt wat te worden met het nieuwe bier-Nederland. Zo belandde ik bij een nog jonge brouwerij die in elk geval een sterke naam had gekozen: Oersoep. Mooi, al heb je daar natuurlijk nog geen goed bier mee.
Ik liet me verleiden tot een donker brouwsel met de naam Ruby: een stout waar frambozen in waren verwerkt. Ruby smaakte aanvankelijk zoet, maar was ook zeer fruitig. Het fruitige van de frambozen transformeerde het zoet geleidelijk, en zeer prettig, in zoetzuur. Daar kwam vervolgens de romige ondertoon van een stout bij. Deze smaken denderden over elkaar heen, en stuurden elkaar eigenwijs richtingen uit die mijn verbaasde smaakpapillen niet bekend voorkwamen. Er was iets dwars en ongebruikelijks aan Ruby.
Die Ruby-ervaring zit in mijn herinnering vastgenageld. Hij markeerde voor mij een soort afslag die onze nieuwe brouwcultuur had genomen. Goddelijke framboises uit België hadden voor mij geen geheimen meer, maar hier was een ander, net zo authentiek frambozenbier dat uit Nederlandse breinen en handen voortkwam.
Ruby ontwikkelde zich ook: bij een volgende gelegenheid was het fruitkarakter afgetopt door de stoutbasis. Dat zoetzure was er nog wel, maar moest knokken met een neusje en ondertoon van koffie die voor een droge afdronk zorgden, typerend voor een dry stout. Ruby was nog steeds dwars, maar was nu haaks op zichzelf gaan staan. Hier gebéurde echt iets. Dus bij weer een volgende gelegenheid…
Let u even op dat puntje-puntje-puntje. Die volgende gelegenheid kwam er namelijk niet. Oersoep bleek door de voorraad heen te zijn. En ik wachtte vergeefs op een nieuwe batch. We hoeven niet te klagen over de hoeveelheid bieren die sindsdien uit de voormalige Honig-fabriek zijn gekomen, maar Ruby niet meer.

Rogge toch
Dat staat natuurlijk niet op zichzelf. Ik heb van de laatste acht tot tien jaar een logboek met moderne bieren die zó goed zijn, dat ze een plaats verdienen in een Pantheon der Nederlandse Klassiekers. En zeker tien daarvan heb ik alweer moeten opgeven.

2 Festen3 Burt Ryenolds

Onvergetelijk is voor mij Festen, de roggemärzen van Oldskool (logtekst: “fantastisch stevig en uitgebalanceerd bier, sappig, lichtbitter en licht roggewrang, maar niets te veel. Nederlandse klassieker”). Ineens verdween dat uit het assortiment. Ik kan er soms hevig naar verlangen, omdat het doordrinkbaarheid met diepgang combineerde. Puur vakwerk.
Burt Ryenolds was ook zoiets. Nee, niet de acteur Burt Reynolds, maar de rye pale ale die in 2015 werd gecreëerd door Étienne Vermeulen, oftewel De Bebaarde Brouwer. Toen Burt Ryenolds op een dag bij de Kaapse Brouwers in Rotterdam uit de tap vloeide, was ik direct hooked. Alles klopte eraan (logtekst: “Zeer sappig, smaakvol, stevig en toch fris. Topbier. Nederlandse klassieker”). Ik heb de rest van de middag alleen Burt gedronken. Nog zo’n oer-Hollands succesnummer met rogge, net als Festen.
Helaas brouwde Étienne in die tijd steeds wisselende bieren. Inmiddels is hij een stap verder en heeft hij besloten toch een beperkt vast assortiment te gaan voeren – maar, u raadt het al, zonder Burt Ryenolds. Burt komt nooit meer terug, net als zijn naamgever.

4 Rudy Nordhausen Christoffel Nobel

Oud en vergeten
Natuurlijk zijn deze ervaringen en voorbeelden persoonlijk, maar ik merk dat anderen er ook mee kampen dat door hen geliefde, relatief jonge bieren alweer zijn verdwenen. Ik vind dit dan ook een dingetje. Een herrezen brouwersgemeenschap komt met fantastisch geslaagde bieren, sieraden van hun vak. En na een tijdje kunnen we die nooit meer proeven. Is dat vreemd, of vreemd? Ik vind het vreemd.
Het verschijnsel is exemplarisch voor de hedendaagse biercultuur. Men is anders gaan drinken. Het aanbod is tegenwoordig zo groot, dat iedereen eindeloos van bier naar bier kan hoppen. Steeds meer bierjagers doen dat ook. Zij willen zoveel mogelijk nieuwe bieren scoren (‘ticks’). En als er eens een bier wegvalt, halen ze daar de schouders over op. ‘Moet je daar nou een punt van maken,’ zal vermoedelijk hun reactie op mijn jammerklacht zijn. ‘Er zijn ik weet niet hoeveel andere bieren. Get a life.’ De verdwijning van een bier is voor hen business as usual. Ik zeg: ze vergeten kennelijk net zo snel als ze drinken. Dat is pure armoede. Ik vind deze benadering van bier droevig.
Brouwers doen er ook aan mee. Tientallen bieren brouwen ze, soms in enkele jaren. En ze blijven maar nieuwe ontwikkelen, terwijl ze andere laten vallen – inclusief bieren die de broodnodige klassiekers van onze biercultuur zouden kunnen zijn. Ratebeer meldt dan dat een bier ‘retired’ is. Letterlijk vertaald: ‘gepensioneerd’. Voor je het weet ben je tegenwoordig een ouwe lul in bierland.

5 Medusa

Winterdip
Soms zit hier zelfs systeem in. Brouwerij Walhalla uit Amsterdam-Noord heeft een speciaal segment tijdelijke bieren: Daemon. Dat kan onuitstaanbare gevolgen hebben. Tijdens het Winterbierfestival (ook al verdwenen) van 2017 was de Daemon #2 verkrijgbaar, Medusa: een imperial stout gebrouwen met turfmout. Dit bier blies alle andere aanwezige kruiden-, suiker- en alcoholbommen op subtiele wijze het Wellantcollege uit. (Logtekst: “Deze is echt vol en geeft zijn geheimen minder vlot prijs. Subtiel geturfd. Wow. En dan hangen.”)
Mooi. Maar eerst even: hoebedoelu winterbier? Waarom moet een formidabel geslaagde imperial stout alleen dan verkrijgbaar zijn?
Stel je toch eens voor dat de IPA’s van Uiltje alleen nog in de zomer zouden worden verkocht. De brouwerijgebouwen zouden direct bestormd en bezet, de aanwezige voorraden geplunderd en de brouwers gegijzeld worden door een woedende volksmenigte. Want IPA mag dan goed passen bij de zomer, het is geen zomerbier. Robbert Uyleman en co. zouden pas worden vrijgelaten op straffe van intrekking van deze zotteklap. Terecht. En net zo min is een imperial stout een winterbier.
Erger evenwel: Medusa was de volgende winter óók niet meer verkrijgbaar; hij was een Daemon, en verscheen dus tijdelijk; hij was letterlijk een éénwinterbier. Helaas kan (en wil) ik Aart van Bergen in mijn eentje niet gijzelen, dus schrijf ik mijn treurnis maar van mij af, alhier. Dat ik ook tijdens een frisse voorjaarsavond van zo’n godendrank wens te genieten. Dat mijn kelder lege plekken bevat. En dat ik nu al dingen mis in het jonge nieuwe bier-Nederland. Steeds méér.

-- Adverteerders --

© 2017-2024 Stichting Erfgoed Nederlandse Biercultuur