Overdenksels bij een tachtigste verjaardag
1 juli 2019 - Henri Reuchlin.
Dit jaar bestaat de belangenvereniging Nederlandse Brouwers tachtig jaar. Maar waar houdt zo’n belangenvereniging zich eigenlijk mee bezig? De VU in Amsterdam ontwikkelde een model om aan te geven wat een succesvolle brancheorganisatie doet. Ze noemen het het propeller-model.
Het eerste blad van de propeller is de politieke belangenbehartiging. De organisatie probeert de politieke en maatschappelijke discussie zo te beïnvloeden, dat het gunstig is voor de branche. Een belangrijk onderwerp voor Nederlandse Brouwers is verantwoorde alcoholconsumptie. Daarover bestaat nogal wat verschil van mening.
Het tweede blad van de propeller noemen de wetenschappers ‘ordening’. Dan gaat het over kennisoverdracht, maar ook over het stellen van kwaliteitseisen en het handhaven van normen. Denk bijvoorbeeld aan de gemeenschappelijke retourfles, die overigens de laatste jaren zelf behoorlijk op z’n retour is. Maar ook gedragscodes, bijvoorbeeld over alcoholreclame of duurzaamheid vallen hieronder.
Het laatste blad van de propeller bestaat uit voordeeltjes voor de individuele leden. Ze kunnen bijvoorbeeld gezamenlijk goedkoper inkopen, of de vereniging levert diensten alleen aan leden.
Met name de eerste op de eerste twee aspecten is Nederlandse Brouwers succesvol. Het laatste aspect lijkt minder van belang te zijn. Dat Nederlandse Brouwers een thuishaven is voor brouwend Nederland is niet zo gek als je de geschiedenis bekijkt. Een fascinerende geschiedenis overigens, die een spiegel is van de economische ontwikkelingen in Nederland. Des te verbazender is het dat er eigenlijk nooit een goed verhaal over de geschiedenis van de verenging is geschreven.
Het Centraal Brouwerij Kantoor, zoals Nederlandse Brouwers oorspronkelijk heet, wordt in 1939 opgericht als antwoord op de dreigende Tweede Wereldoorlog. Het doel is om de grondstoffen eerlijk over de brouwerijen te verdelen. Als er door rantsoenering minder graan beschikbaar komt, dan wordt pijn eerlijk verdeeld. Alle brouwers, op twee na, worden lid. De laatste twee sluiten zich schielijk aan, op het moment dat de oorlog echt begint. Blijkbaar is er nogal wat druk nodig voor brouwers om zich te verenigen.
Na de oorlog is het Centraal Brouwerij Kantoor zich steeds meer gaan richten op zaken die te maken hebben met de verkoop van bier. Dat gaat heel geleidelijk. Zo is na de oorlog de consumptie, mede door de slechte kwaliteit van het bier tijdens de oorlog, zo ver gedaald dat het nodig is een gemeenschappelijk een campagne te voeren: ‘Het bier is weer best.’ Vandaag de dag is het bier zelfs nog veel beter, zoals je kunt ontdekken tijdens de Week van het Nederlandse Bier, en alle andere 51 weken van het jaar.
In de loop der tijd groeit Nederlandse Brouwers uit tot een echte belangbehartiger. Natuurlijk houdt Nederlandse Brouwers zich nog steeds bezig met typische ‘producenten’ vraagstukken, zoals duurzaamheid en voedselveiligheid. Maar het zwaartepunt is in de loop van de tijd steeds meer komen te liggen bij andere onderwerpen die te maken hebben met sociale verantwoordelijkheid. Verantwoord omgaan met alcohol, terughoudendheid met reclame en de beroemde BOB campagne, het zijn allemaal aspecten waar Nederlandse Brouwers zich tegenwoordig mee bezighoudt.
Sinds 2003 bestaat er een tweede vereniging van brouwerijen. We zijn terug bij de situatie van voor 1939, toen er ook meerdere brouwersbonden bestonden. Het is een logische ontwikkeling, want de problematiek bij grote en kleine producenten is lang niet altijd hetzelfde. Waar Nederlandse Brouwers zich vooral op de eerste twee propellerbladen richt, lijkt CRAFT dat meer op de laatste twee te doen.
Beide verenigingen zijn brouwersverenigingen, maar wel met een belangrijk verschil. Bij Nederlandse brouwers mogen alleen warme brouwers lid worden, dat wil zeggen, brouwerijen die zelf hun bier brouwen. Of de brouwerij daarbij een buitenlands moederbedrijf heeft, is niet van belang. Onder de leden van CRAFT zit een aanzienlijke groep die de Stichting Erfgoed Nederlandse Biercultuur als ‘brouwerijhuurder’ aanmerkt. Het zijn koude brouwers die zelf geen ketels bezitten. Voor CRAFT is de eigendomsconstructie van belang. Je moet onafhankelijk zijn van brouwerijen die zelf geen lid kunnen zijn van CRAFT. De vereniging stelt eisen aan de gebruikte ingrediënten, het brouwproces en de omvang van de brouwerij. Dat doet Nederlandse Brouwers niet.
Het is best gek eigenlijk. De club die meer dan alleen producenten in zich verenigt, stelt eisen aan de ingrediënten en methode van brouwen. De club die zich druk maakt om de maatschappelijke positie van bier verenigt alleen warme brouwers.
Het zijn van dit soort kleine paradoxen die de Nederlandse biercultuur zo interessant maakt.