Knokken tegen accijnsverhogingen
1 december 2018 - Marco Daane.
In 2018 dook voor het eerst sinds 2014 het accijnsspook weer op. Staatssecretaris Blokhuis kondigde aan de drankaccijnzen te willen verhogen. Onmiddellijk kwam het slijterijwezen in het geweer: het zou de doodssteek voor die sector betekenen. In het Nationaal Preventieakkoord, dat onder meer alcohol- en tabaksconsumptie beoogt in te dammen, is uiteindelijk geen accijnsverhoging opgenomen. Ooit kan die er natuurlijk alsnog komen. De slijters zullen er dan ongetwijfeld weer protest tegen aantekenen. Vroeger zag dat er héél anders uit...
Halszaak
Stel je voor dat er in 1470 al televisie zou hebben bestaan... De stad Hoorn had toen dringend geld nodig voor onder meer onderhoud van zeedijken. Het stadsbestuur zocht daarom naar nieuwe ‘verdienmodellen’. Zo kreeg het van graaf Karel de Stoute toestemming om een eigen bierbrouwerij te beginnen. Die had de stad niet (meer), vermoedelijk door de concurrentie van bier uit grote Nederlandse brouwsteden. De accijnzen op dat importbier werden tegelijkertijd verhoogd, teneinde het nieuwe eigen bier te bevoordelen.
Dat bleek gemakkelijker gezegd dan gedaan: op 21 mei kwam de Hoornse bevolking in opstand. Die had geen trek in iets anders dan het geïmporteerde kwaliteitsbier of in hogere prijzen. Boze vissers, wevers en volders trokken naar het kantoor van de belastingambtenaar en verscheurden er de administratie. Daarna brachten ze enkele tonnen bier die ze hadden bemachtigd naar het marktplein voor het raadhuis, waar ze die demonstratief voor niets leeg tapten en schonken. Een van de opstandelingen riep dat ‘de Heeren’ maar eens goed moesten opletten hoeveel accijnsinkomsten ze hierdoor misliepen.
Een groot aantal oproerkraaiers werd later opgepakt. De voornaamste kregen flinke gevangenisstraffen of moesten zich met grote geldbedragen uit de cel vrijkopen. Het Hof van Holland veroordeelde anderen tot drie jaar verbanning. Acht rebellen kregen zelfs de doodstraf. Nog in 1477 kwam dat bij lokale verkiezingen bovendrijven toen kwade burgers enkele kandidaten toevoegden: ‘Sla dood die verraders, die bloed-verkoopers, die onse arme burgers in den Hage hebben doen onthoofden.’
Het bieroproer in Hoorn in 1470
Sacristie
Over Den Haag gesproken: daar kreeg de bevolking het na 1516 nog zwaarder te verduren. De lokale bieraccijns leverde onvoldoende inkomsten op en was toen maar liefst verdubbeld. Het dure bier leidde op den duur tot gemor onder de ‘scamele luyden’. In januari 1524 kregen zij een schipper, Coster, zover stiekem bier in te voeren en zonder accijns te verkopen. De fraude liep echter in de gaten en Coster moest halsoverkop naar Delft vluchten voor justitie. Daar werd hij toch gearresteerd en vervolgens teruggebracht naar Den Haag. Net als in Hoorn was het liedje hiermee niet uit. Een groep woedende Haagse vrouwen bevrijdde Coster, die zich vervolgens in de Grote Kerk verstopte.
De baljuw en de procureur-generaal kregen lucht van Costers verblijfplaats en gingen met enkele assistenten de kerk in om hem in de kraag te vatten. Enkele priesters beletten hen dat. Ondertussen trokken ook boze Hagenaars naar de kerk. Ze drongen erbinnen en sloten de procureur-generaal en zijn substituut op in de sacristie, nota bene samen met Coster. De volgende ochtend werden ze weer vrijgelaten, maar Coster kon opnieuw de benen nemen.
Diezelfde dag dreigde een rumoerige volksmassa enkele gevangenen gezette medestanders te gaan bevrijden. De Hollandse stadhouder Anthonie de Lalaing liet daarop soldaten het vuur openen. Verschillende oproerlingen werden neergeschoten. Dat was het einde van de opstand. De Haagse bevolking vroeg naderhand om vergiffenis. Ze kreeg een collectieve boete van 2500 Vlaamse ponden en een onkostenvergoeding van 1500 ponden opgelegd. De accijnsverdubbeling werd teruggedraaid, maar al snel opnieuw ingevoerd.
De Grote Kerk in Den Haag, 1700
Schijnbier
Het meest bizarre bieraccijnsoproer is vermoedelijk dat van 1714 in Alkmaar geweest. Dit vond plaats in een tijd van stijgende prijzen en toenemende belastingdruk ten gevolge van de Spaanse successieoorlog. De belastingpachters hadden het daardoor lastig. Het innen van belastingen werd vroeger (tot 1748) vaak aan particulieren verpacht. Zij betaalden de overheid een pachtsom en mochten dan zelf belastingen innen. In Alkmaar kregen ze te maken met hogere pachtsommen én een steeds armlastiger bevolking.
Zodoende moesten de belastingpachters bijvoorbeeld de bieraccijns verhogen, waardoor het bier duurder werd. Veel consumenten schakelden daarom over op zogenoemd scharrebier, het uiterst slappe en dunne bier van de tweede of derde trek. Dat was vrij van belastingen. Tot treurnis van pachters en brouwers kelderde hierdoor de omzet van ‘goed’ bier.
In 1712 bedachten de Purmerendse brouwers iets slims: zij kregen toestemming goed bier te verkopen als scharrebier, zodat ze er geen accijns over hoefden te betalen. Dat gingen ze ook in Alkmaar verhandelen, een nieuwe klap voor de plaatselijke brouwers. Die kregen toestemming hetzelfde te doen, maar brouwers uit Medemblik, Edam en Monnickendam eveneens, zodat goedkope bieren van overal Alkmaar overstroomden. Het maakte voor de consument niets meer uit wat hij dronk. Daarop maakten de Staten van Holland op aandringen van de Alkmaarse brouwers een einde aan deze praktijk.
Voor de verkoop van hun dure ‘goed’ bier betekende dit nog steeds geen verbetering. In 1713 creëerden de Alkmaarse brouwers hier een vernuftige oplossing voor: ze wisten zelf de pacht van de bieraccijns te verwerven. Vervolgens stonden ze toe dat die op grote schaal werd ontdoken. Doordat ze geen accijns inden, werd hun ‘goed’ bier weer betaalbaar. De afzet ervan schoot omhoog en compenseerde de verloren accijnsinkomsten ruimschoots.
Spelonk
Het jaar daarop echter verloren ze de pacht van de bieraccijns aan twee hoger biedende particulieren, Sanjé en Cromhout. Zij waren geen brouwers en hadden dus niets aan de ontduiking van de bieraccijns. Die gingen ze weer gewoon innen, waardoor de prijzen opnieuw stegen. Belastingpachters werden al gehaat, maar in deze omstandigheden raakten de gemoederen extra verhit. Toen Sanjé en Cromhout grote hoeveelheden bier in beslag namen bij drie brouwers, steeg de volkswoede naar een kookpunt.
Op zondag 7 oktober drong een omvangrijke menigte Sanjés huis binnen. Deuren werden ingetrapt, vensters ingeslagen en binnen sloeg men alles wat los en vast zat kapot of gooide het uit de ramen in de gracht. Doordat de wind vrij spel kreeg laaide het vuur in de keuken op. Het huis veranderde in ‘een nare spelonk’, aldus een getuige.
Vervolgens trokken de oproerlingen naar Cromhouts woning die eenzelfde behandeling kreeg. Ook de importboeken van het bier werden er op straat gesmeten. Toen iemand die eens doorbladerde, bleek daaruit dat overheidsfunctionarissen Sanjé en Cromhout assisteerden bij het invorderen van de accijns. Dat was op zich niets bijzonders, maar werkte in die context als olie op het vuur. Het volk wilde ook zijn woede gaan koelen op het huis van de hoogste overheidsfunctionaris, de voorzitter van de schepenbank.
Dat bleek een brug te ver. Het stadsbestuur greep in en liet, net als de stadhouder in Den Haag in 1524, de schutterij in actie komen. Die wist het oproer de kop in te drukken.
Tot zover het verhaal van ‘onze’ bieropstanden. Dit brave land heeft na 1750 helemaal geen belastingoproeren meer gehad. Maar het verschijnsel in het algemeen is van alle tijden. Kijk maar naar de ‘gele hesjes’ in Frankrijk. Hun doelwit: verhoogde brandstofprijzen. En hun oogmerk: belastingverlaging. Men is gewaarschuwd...