(Wild)groei van brouwerijen
1 november 2018 - Rick Kempen.
Het aantal brouwerijen groeit de laatste jaren exponentieel. Maar waarom? De Stichting Erfgoed Nederlandse Biercultuur krijgt deze vraag met enige regelmaat op zich afgevuurd. Bij gebrek aan een heus Wetenschappelijk Bureau (de stichting is dan ook geen politieke partij) of anderszins wetenschappelijke onderbouwing rest niets anders dan de beantwoording van de vraag in de handen van een blogger te leggen. Dat wordt dus onderbuikgevoel vertalen naar een steekhoudend verhaal - ga er maar aanstaan. Maar waar hebben we het eigenlijk over?
Cijfers toen en nu
De hoeveelheid brouwerijen in Nederland is altijd onderhevig geweest aan schommelingen, doorgaans het gevolg van economische ontwikkelingen. In het standaardwerk A History of Brewing in Holland, 900-1900 van Richard Unger vinden we eindeloze - godlof mooi toegelichte - tabellen met aantallen brouwerijen waaruit blijkt dat een stabiele groei optreedt als de toenmalige Nederlanden bedrijfsmatig begint te produceren, waarna een explosie in de middeleeuwen volgt en een dramatische neergang in de 17e en 18e eeuw.
Het aantal brouwerijen in Nederland schommelde ook sterk in de 19e en 20e eeuw: in 1819 telde ons land er 678, in 1858 slechts 466. In 1890 zijn het er weer 543, en in 1919 nog maar 359. Die plotse toename wordt vooral verklaard door de uitvinding van de mechanische koeling, die het mogelijk maakte op grotere schaal ondergistend bier te brouwen. Zo vormen brouwerijen zich om tot pilsbrouwer; tegelijkertijd openen nieuwe brouwerijen hun deur die zich van quite af aan op pilsproductie richten. Dat ging overigens niet zonder vallen en opstaan: een van de allereerste Nederlandse brouwerijen (1864) die speciaal werd gebouwd voor het brouwen van pilsener bier, de Koninklijke Nederlandsche Beiersch Bierbrouwerij uit Amsterdam, dolf na 63 jaar alweer het onderspit: de boedel werd verdeeld tussen Amstel, Heineken en Oranjeboom. Van deze is alleen Heineken nu nog over, als zelfstandige brouwerij.
Als het Centraal Brouwerij Kantoor, de branchevereniging voor brouwend Nederland, in 1939 wordt opgericht zijn alle 99 Nederlandse brouwerijen lid. In twintig jaar tijd moesten dus 260 brouwers de poort sluiten; bijna zeshonderd in een ruime eeuw. Hier toont zich de opkomst van het grootschalig brouwen van ondergistend bier. De consument stapte er zo massaal op over dat honderden brouwerijen en evenzovele verschillende bieren van de aardbodem werden weggevaagd. Gedurende de twintigste eeuw zet deze ontwikkeling zich voort: in 1980 heeft Nederland 17 actieve brouwerijen die zich vooral met het brouwen van pils bezighouden.
Op het moment van schrijven staat de teller van het aantal actieve brouwerijen in Nederland op 650: een bijna onbevattelijk aantal, in aanmerking genomen dat die teller tien jaar geleden op 109 stond. Het aantal verzesvoudigde, vooral in de laatste jaren. 109 Nieuwe brouwerijen in 2015, 107 starters in 2016 en de top werd bereikt in 2017, toen maar liefst 125 brouwerijen de deur openden. Daar hebben we het dus over.
Belemmeringen
Maar wààrom groeit het aantal brouwerijen de laatste jaren nu zo fors? Wel: natuurlijk omdat de vraag naar kleinschalig en ambachtelijk gebrouwen bier toeneemt - het is geen hogere wiskunde. Maar vraag en aanbod houden zelden precies gelijke tred: toenemende vraag en een rap groeiende bedrijfstak, het trekt onvermijdelijk lieden aan die eenvoudigweg geld ruiken. Niet ieder pas geopende brouwerij doet dit louter uit passie. Sterker: ik durf de stelling wel aan dat je louter door passie gedreven ondernemers op één hand kunt tellen. Waarmee ik niet wil zeggen dat het een het ander per definitie uitsluit - maar het tegendeel durf ik dan ook weer niet te beweren.
Niet onbelangrijk is het gegeven dat er steeds minder belemmeringen zijn om een bierproducerend bedrijf te starten - en dan doel ik niet op belemmeringen vanwege wet- of regelgeving. De discussie over wat nu een brouwerij precies is parkeer ik even: kijken we naar de definities zoals de Stichting Erfgoed Nederlandse Biercultuur die hanteert, dan onderscheiden we (productie)brouwerijen met eigen ketels, gericht op verkoop van bier onder eigen merknaam; brouwerijhuurders die zich richten op verkoop van bier onder eigen merknaam maar zonder eigen ketels te hebben; en brouwerijverhuurders die wel eigen ketels hebben maar zich richten op verkoop van bier aan brouwerijhuurders. Gemakshalve gooi ik ze allen op een hoop die ik ‘bierproducerende bedrijven’ noem: op die hoop vinden we interessante cijfers die onomstotelijk bewijzen dat het nog nooit zo gemakkelijk is geweest een ‘bierbedrijf’ te starten, ofwel dat er steeds minder ‘belemmeringen’ zijn.
Zo telt Nederland momenteel acht brouwerijverhuurders, terwijl de eerste pas in 2012 de ketels opende.
Het aantal brouwerijhuurders is op dit moment, en volgens de telling van de Stichting, voor het eerst groter dan het aantal (productie)brouwerijen: 344 tegen 320. Tien jaar geleden was die verhouding 81 productiebrouwerijen tegen 28 brouwerijhuurders.
Helemaal zuiver zijn deze getallen overigens nooit: er zijn namelijk ook productiebrouwerijen die als brouwerijverhuurder optreden en zelfs productiebrouwerijen die als brouwerijhuurder optreden. De getallen die hier worden genoemd gaan uit van het hoofdtype, ofwel de belangrijkste activiteit.
Kop en kont
Bier is hip, bier is hot, bier is happening. En wat ‘de Nederlander met ondernemersgeest’ in de kop heeft, heeft ‘ie niet in de kont. We ruiken kansen, zien mogelijkheden - en daar storten we ons op. Zeker meer dan de helft van de brouwerijen die in de afgelopen tien jaar is gestart vindt de belangrijkste aanleiding in het feit dat er wellicht geld mee te verdienen valt. Nee, daaraan ligt geen wetenschappelijk onderzoek aan ten grondslag, maar het eerder genoemde onderbuikgevoel. Wie mijn buik kent, weet dat daar veel ruimte voor gevoel is - en wie meent dat het niet tot een steekhoudend verhaal leidt, die meldt zich maar.
Is het erg dat geld verdienen misschien wel de grootste drijfveer achter de explosieve groei van het aantal brouwerijen in Nederland is? Ik ben geneigd die vraag met ‘nee’ te beantwoorden. Belangrijker vind ik het dat alle bierproducerende bedrijven kwaliteit voorop stellen - over smaak heb ik het niet. Als zij met een kwalitatief goed product vervolgens steenrijk worden - prima. Hoogstens kan ik mij, plaatsvervangend weliswaar, zorgen maken over de ontwikkeling dat de groei aan de aanbodzijde die van de vraagzijde fors lijkt te overtreffen. Het is maar de vraag of alle starters er over tien jaar nog zijn. En spannend wordt het of er überhaupt iemand steenrijk gaat worden met een pas gestarte brouwerij - de enige die ik daartoe kansrijk acht is Michel Ordeman, als hij ooit besluit te ‘verkopen’.
De Trend en de toekomst
Bekijk de grafiek van het aantal brouwerijen in Nederland op deze site en de trendlijn is onmiskenbaar: groei. Elk jaar sluiten er bierproducerende bedrijven, maar meer dan een paar handenvol zijn dat er niet. De onstuimige groei lijkt wel te temperen: dit jaar openden ‘pas’ 67 bierproducerende bedrijven hun winkel - wel zijn er nog 13 in oprichting. In 2016 voorspelde ik dat Nederland in 2020 wel eens 700 brouwerijen, of bierproducerende bedrijven, zou kunnen tellen - Nederland ligt aardig op koers. Maar ook uitte ik toen al mijn zorgen of ze allemaal een zeker bestaansrecht zouden hebben - en veel markt commentatoren hebben daar hun twijfels bij. De meest gehoorde voorspelling is dat een daling van het aantal brouwerijen op het punt staat te gebeuren, deels vanwege een consolidatieslag. Dat laatste past ook weer naadloos in onze biergeschiedenis.
Veel brouwerijen die aan het eind van de negentiende, en het begin van de twintigste eeuw, verdwenen werden opgekocht door hun concurrenten, of opgeslokt zo u wilt. Ze konden de concurrentie eenvoudig niet meer aan en waren niet bij financiële machte om te investeren in de moderne brouwtechniek van de ondergisting. De kopende brouwers saneerden de traditionele bieren, verkochten over het algemeen de grond en stenen en vulden het vrijgekomen afzetkanaal met hun eigen producten.
En dat roept een interessante vraag op: als een ‘kaalslag’ nu zou optreden, zouden die dan vooral productiebrouwerijen treffen of juist brouwerijhuurders die, bij wijze van spreken, alleen maar de stekker uit hun laptop hoeven te trekken? Houden alle brouwerijverhuurders het vol als het aantal brouwerijhuurders plots halveert? Hier heeft zelfs mijn onderbuikgevoel moeite mee. Laat staan dat dit een steekhoudend verhaal oplevert.